Reguleren, relateren, redeneren

Als we stressregulerend willen werken, is het volgens dr. Bruce Perry belangrijk dat we de ‘stage’ en ‘state’ van het kind kennen en begrijpen.
Bij ‘stage’ bedoelen we de fase van de sociale, emotionele en relationele ontwikkeling. De sociaal-emotionele en relationele ontwikkeling van een kind lopen niet altijd gelijk met de ontwikkeling die je bij de kalenderleeftijd zou verwachten. Zeker bij kinderen die een ontwikkelingsstoornis hebben of die trauma meemaakten, kan (een deel van) de ontwikkeling vertraagd verlopen. Het is belangrijk om het aanbod (zowel therapeutisch als pedagogisch) aan te passen aan het ‘niveau’ van het kind. Alleen dan zal een kind jouw aanbod oppikken en er mee aan de slag gaan. Zo help jij een kind te groeien.
Vervolgens moeten we ook kijken naar de ‘state’, hiermee bedoelen we het raampje. Volgende vragen kunnen we ons stellen:

  • Functioneert het kind nog binnen zijn/haar venster, of net niet?
  • Is er sprake van hyper (boven het raampje) of hypo (onder het raampje) gedrag?
  • Wat is een trigger voor het kind om uit zijn/haar raampje te gaan?
  • Wat helpt er om terug in het raampje te gaan?
  • oe zit het met het raampje van de begeleiders?

Is het kind uit zijn raampje, kan je helpen om er terug in te geraken. Dit doe je volgens het principe ‘eerst reguleren, dan relateren en dan redeneren.. Volgens de werking van het brein spreek je eerst het reptielenbrein aan (reguleren), daarna het zoogdierenbrein (relateren) en als laatste het menselijk brein (redeneren).

Bij een ontregeling wil je vaak je te snel redeneren of relateren. Je wil duidelijk te maken dat het  gedrag niet past. Uiteraard kan je dat doen, maar op dat moment kan een kind hieraan geen gehoor geven. Zolang de ander buiten zijn raampje functioneert, zet je eerst in op het helpen reguleren van de ander zodat hij weer functioneert binnen zijn raampje.

Eens de ander in zijn raampje is, ga je over tot relateren of redeneren. Overweeg bij redeneren wat de ander al dan niet aankan. Niet elk kind en niet elke jongere of cliënt zal er mee gebaat zijn om (diepe en complexe) gesprekken te houden.

Onthoud goed: Een kalm brein is besmettelijk. Een begeleider kan een kind/jongere alleen maar weer in zijn/haar raampje krijgen als hij/zijzelf een kalm brein heeft. ‘First Regulate’ geldt dus ook voor jou.

Reguleren

Reguleren speelt in op het meest basale deel van ons brein, de hersenstam. Je reguleert het kind in zijn emoties en gedrag. Dit doe je voornamelijk met sensomotorische activiteiten.

Voorbeelden:

  • Zingen (muziek)
  • Knuffelen
  • Snoezelen
  • Relaxatieoefeningen
  • Massages, welness, haren kammen
  • Natuur-activiteiten
  • Voelactiviteiten
  • Gebruik van verzwaarde dekens, prutsmateriaal
  • Activiteiten met dieren

Relateren

Vervolgens relateer je. Hierbij doelen we op het emotionele brein: je gaat de draad terug opnemen met de ander. Bij relateren benut je de hechtingsband die je hebt met het kind, de jongere of de cliënt. Soms is een kind zo gekwetst binnen vroegere relaties dat net de poging tot relatie aangaan de trigger is. Probeer dan va op een afstand nabij te zijn. Activiteiten parallel (naast elkaar ipv tegenover elkaar) doen kan helpen om vertrouwen op te bouwen. Denk maar aan de afwas of wandelen: je kan veel makkelijker moeilijke dingen vertellen als je elkaar niet in de ogen moet kijken.

Voorbeelden:

  • Samen een spel spelen
  • slaaprituelen installeren
  • Tekenen, creatief zijn
  • Samen een verhaaltje lezen

Redeneren

Als laatste redeneer je en zet je in op de cortex. Bij redeneren kan je meer complexe interventies overwegen, je kan praten over wat er gebeurd is.

Voorbeelden:

  • Complexe gesprekken aangaan
  • Inzicht geven in wat er gebeurd is